Groene glazenmakers worden meestal waargenomen in de omgeving van water waarin velden met de waterplant Krabbenscheer. Krabbenscheer is namelijk de enige plant waarin de Groene glazenmaker haar eieren legt. Krabbenscheer is een stekelige waterplant die grote rozetten vormt. Een andere, zeer toepasselijke, naam is ook wel Wateraloë.
In het voorjaar en in de zomer kan deze plant in korte tijd uitgestrekte velden aan de wateroppervlakte vormen. In de herfst zakken de planten naar de bodem waar de bladeren afsterven. In het voorjaar groeien er weer nieuwe bladeren uit de overgebleven rozetten. Door deze nieuwe bladeren stijgen ze weer naar de wateroppervlakte en begint er een nieuwe cyclus.
Krabbenscheer komt vooral voor in laagveengebieden en sinds kort ook in een paar kanalen en wijken in de Veenkoloniën. Krabbenscheer is een plant die zorgt voor een snelle verlanding van het water waarin deze groeit. Het is daarom van belang dat tenminste een deel, maar bij voorkeur niet meer dan de helft, van de planten verwijderd wordt uit het water waarin ze groeien om een definitief dichtgroeien van het water te voorkomen. Niet alle plaatsen waar Krabbenscheer groeit zijn geschikt als voortplantingsplaats voor de Groene glazenmaker. In Nederland komt de Groene glazenmaker vooral voor in de laagveen gebieden van Noord West Overijssel, Friesland, Utrecht, Noord- en Zuid Holland, het Wester kwartier van de provincie Groningen en het aangrenzende deel van Drenthe en in de Gronings – Drentse Veenkoloniën. Voor 1990 kwam de Groene glazenmaker ook nog voor in Noord-Brabant en langs de grote rivieren. Groene glazenmaker: verspreiding in Nederland (rode vlekjes). Hoe groot de aantallen precies zijn is niet bekend maar de Groene glazenmaker gaat in Nederland nog steeds achteruit, dit in tegenstelling tot bijna alle andere in Nederland voorkomende libellen soorten die gelijk blijven of zelfs vooruitgaan. Zie onderstaande grafiek: Groene glazenmaker: trend 1999 – 2007. Voor het beginjaar 1999 is de index gesteld op 100. De achteruitgang is het grootst in de laagveen gebieden van Utrecht en Noord- en zuid Holland en in Noord West Overijssel. In het Wester kwartier lijken de aantallen in 2008 te zijn toegenomen. Het is nog onduidelijk of er sprake is van een werkelijke vooruitgang of van een waarnemers effect, dat wil zeggen dat er in het gebied vaker waarnemingen zijn verricht waardoor er sprake is van dubbel tellingen. Of, en in welke mate, er uitwisseling plaats vindt tussen de populaties in het plassengebied van Utrecht en Holland met die van de Weerribben en de rest van Friesland en Groningen is onduidelijk.
Omdat de eieren en de larven van de Groene glazenmaker in het water leven en daarin ook overwinteren, moet het water voldoende zuurstofhoudend zijn. Vooral in de winter is dit van belang omdat de rottende bladeren van de Krabbenscheer planten grote hoeveelheden zuurstof aan het water onttrekken. Enige stroming in het water is daarom gewenst. Dit kan door kwel maar ook door natuurlijke stroming.
Verder moet er voldoende onbegroeid open wateroppervlakte tussen de planten onderling en tussen de bladeren van de Krabbenscheer zijn zodat het vrouwtje van de Groene glazenmaker niet gehinderd door een overmaat aan bijvoorbeeld algenflab of kroossoorten haar eieren onder water in de bladeren van de Krabbenscheer kan leggen.
Zie onderstaand overzicht:
Inmiddels komt de Groene glazenmaker nu ook in de Veenkoloniën voor maar om hoeveel dieren het hier gaat is nog onbekend; in elk geval om vele honderden. Maar of ze de kans krijgen hier te overleven is nog onduidelijk!
Provincie
Utrecht, Noord- en Zuid Holland:
Noord West Overijssel:
Friesland:
Groningen:
Westerkwartier:
oostelijke richting van de reeds bestaande populaties die hun zwaartepunt meer in West Nederland hebben. Deze nieuwe populaties zouden de eerste aanzet kunnen zijn tot een brug tussen de geïsoleerde Nederlandse populaties in het westen en de, nu nog, geïsoleerde populaties in Duitsland, bij Bremen en Hamburg. Hoe groter het leefgebied van een populatie, hoe groter de kans op overleven op lange termijn is. Kleine, geïsoleerde, populaties hebben op langere termijn over het algemeen weinig of geen overlevingskans. Alleen al daarom is het voortbestaan van de Veenkoloniale populatie van de Groene glazenmaker, die de aanzet tot een brug met de geïsoleerde Duitse populatie zou kunnen zijn, van extra groot belang!
Het leven van de Groene glazenmaker begint als eitje dat in de zomer onder water is gelegd in een blad van een Krabbenscheer plant. Deze eieren overwinteren en pas in het voorjaar van het volgend jaar komen uit deze eieren de larfjes van de Groene glazenmaker. Deze larven voeden zich met allerlei kleine dieren die in het water leven zoals watervlooien, larven van haften en muggenlarven. De larven groeien langzaam en vervellen in totaal twaalf keer. Ze overwinteren nog een keer als larf in het water. In de volgende zomer verlaten de larven het water en klimmen ze op allerlei plantendelen die boven het water uitsteken en dat zijn meestal bladeren van een Krabbenscheer plant. Daar vervellen ze tot de vliegvaardige Groene glazenmakers die in de loop van de dag van het water wegvliegen en zich verspreiden over de omgeving. Na dit zogenaamde “uitsluipen” zijn het lichaam en de vleugels nog zacht en vliegen ze nog maar slecht. Op hun beurt zijn deze jonge Groene glazenmakers een gemakkelijke prooi voor allerlei andere dieren, vooral voor vogels en spinnen. De eerste twee weken houden ze zich vooral op bij beschutte en warme plaatsen waar het lichaam en de vleugels verder uitharden en uitkleuren en waarbij ze volwassen worden. Dan keren ze naar het water terug om zich voort te planten waarna ze vrij spoedig sterven.
Copulerend mannetje en vrouwtje.
De vliegtijd van de Groene glazenmaker is vrij kort: vanaf half juni tot in oktober. De grootste aantallen vliegen tussen half juli en eind augustus. De levenswijze van mannetje en vrouwtje Groene glazenmaker zijn erg verschillend en worden hieronder apart besproken.
Nadat de mannetjes volwassen zijn geworden keren ze naar het water terug. De mannetjes van de Groene glazenmaker vliegen al rond zonsopkomst, vaak nog met bedauwde vleugels, over de Krabbenscheerplanten en langs de oevervegetatie, op zoek naar vrouwtjes die daar de nacht doorgebracht hebben. Vindt een mannetje een vrouwtje dan paren ze. Deze vroege ochtend paring is uniek in de Nederlandse libellen wereld!
De mannetjes van de Groene glazenmaker zijn in staat zichzelf op te warmen door hun vleugels in een zeer snelle trilling te brengen en ze kunnen zo, zonder door de zon opgewarmd te zijn, al in de vroege ochtend op de vleugels. Na deze vroege ochtend activiteit rusten ze weer tot ongeveer 9.00 uur. Vanaf 9.00 uur worden de mannetjes van de Groene glazenmaker weer actief; ze patrouilleren boven de Krabbenscheer velden waar ze insecten vangen en opeten en met andere mannetjes kibbelen. De grootste aantallen zijn tussen 12.00 en 15.00 uur bij het water daarna nemen de aantallen weer af tot 18.00 uur. Tussen 18.00 en zonsondergang zijn er nauwelijks actieve mannetjes bij het water. Een kwartier voor zonsondergang verschijnen de Groene glazenmakers, zowel mannetjes als vrouwtjes, weer bij het water waar ze boven de Krabbenscheervelden en bij struiken en bomen langs het water jagen op allerlei kleine vliegende insecten. De aantallen kunnen zo groot zijn dat de dieren elkaar in de avondschemering met hun vleugels raken! Ongeveer dertig minuten na zonsondergang verdwijnen ze weer. Zo plotseling als ze opdoken, zo plotseling verdwijnen ze ook weer in het donker, ineens, vrijwel allemaal tegelijk, zijn ze weer verdwenen. De nacht brengen ze ergens in de omgeving door. Ook deze spectaculaire, massale, vluchten in de avondschemering van de Groene glazenmaker zijn volstrekt uniek in de Nederlandse libellenwereld!
De vrouwtjes van de Groene glazenmaker verschijnen pas omstreeks 11.00 uur bij het water en beginnen daar met het leggen van de eieren in de bladeren van de Krabbenscheer. Hiermee gaan ze door tot omstreeks 16.00 uur. Door hun groene kleur vallen ze nauwelijks op en hun aanwezigheid verraden ze meer door het geritsel van hun vleugels tegen de bladeren van de Krabbenscheer dan dat ze zich laten zien! Vanaf 16.00 uur worden ze minder actief en dat gaat zo door tot ongeveer 19.00 uur. Tijdens het leggen van de eieren hebben ze tussen 15.00 en 19.00 uur weinig last van de mannetjes. De vleugels van de Groene glazenmakers zijn opvallend kort vergeleken met die van andere soorten glazenmakers: een mooie aanpassing aan de levenswijze van de vrouwtjes die moeten afdalen in de bladrozetten van de Krabbenscheer. Ondanks het feit dat de vleugels vrij kort zijn raken deze tijdens het leggen van de eieren toch beschadigd en zijn oudere vrouwtjes gemakkelijk te herkennen aan de gerafelde achterrand van hun vleugels.
Een deel van de vrouwtjes brengen een groot deel van de dag door rustend in de vegetatie in de omgeving. Wanneer ze daar gestoord worden vliegen ze even op om direct weer in de vegetatie neer te strijken. Wanneer deze rustende exemplaren voorzichtig benaderd worden laten ze zich zelfs vanaf zeer korte afstand bekijken. Na zonsondergang verschijnen ze weer bij het water om te jagen op allerlei kleine vliegende insecten, zoals bij de levenswijze van het mannetje al beschreven is.
Namens PPB: Gerard Dutmer